(trillingsleer)
Enkelvoudig, met een sinusfunctie te beschrijven periodiek verschijnsel.
Als een trilling niet-harmonisch verloopt dan is het geen enkele sinus, maar heeft het een andere vorm. Volgens de Franse Wiskundige Fourier is elke functie (golfvorm) te beschrijven als een optelling van een sinusvormige grondtoon en een (in principe oneindige) reeks van boventonen.
In de geluidsleer en de muziek worden gehele veelvouden van de grondtoon harmonischen genoemd. De verhouding tussen grond- en boventonen bepaalt de klankkleur van een instrument.
Vooral snaarinstrumenten zijn eenvoudig te dwingen deze boventonen te produceren, bijvoorbeeld door snaren op bepaalde plekken aan te strijken of te tokkelen en de grondtoon met de vinger op de golfbuik (de plaats van de maximale uitwijking van de snaar; in het midden) af te dempen.
Zie ook Frequentie