Soms (meestal foutief) aangeduid als nullast- of nulstroomschakelaar.
Aan/uitschakelaar op risicovolle machines die terugkeert in de uit-stand als de netspanning wegvalt, bijvoorbeeld door het loskoppelen van de contactstop (‘stekker’) of het springen van een hoofd- of groepszekering.
Doorgaans elektromagnetisch bekrachtigd model met rode en groene druktoets.
Voorkomt ongevallen doordat een machine zonder nulspanningsschakelaar zou gaan draaien bij het terugkeren van de netspanning.