Enkele weken voordat Paul van Norden als eerste plenaire spreker het spits afbijt bij het ATEX & Process Safety Congres 2024, mag De Veiligheidskundige hem bevragen over zijn dagelijkse werkzaamheden. Als 'Global Expert ATEX' bij zuivelmultinational FrieslandCampina is hij wereldwijd bezig met de beheersing van ontploffingsgevaar. ATEX staat voor ATmosphères EXplosibles. Paul weet uitstekend uit te leggen waarom dat onderwerp ook in een poedermelkfabriek serieus genomen wordt. Het is zeker geen kwestie van alleen techniek, maar van de hele organisatie eromheen.
Biografie
Paul van Norden (1962) is een bekende figuur in de wereld van de explosieveiligheid. Google 'ATEX' en de kans is groot dat Pauls naam opduikt. Toch waren er tijden dat hij zich nog met andere zaken bezighield. Hij studeerde Engineering Technology (werktuigbouwkunde) aan de Universiteit Twente, vakgroep tribologie. Voor wie het even niet paraat heeft: dat is de wetenschap die zich bezighoudt met de wrijving op contactvlakken van materialen, een nuttig vakgebied voor wie soepel vooruit wil. Paul werkte daarna bij Stork in de R&D van de ketelbouw, maar verliet tijdelijk de techniek vanwege betekenisvol zendingswerk in Albanië. Toen hij na een intermezzo van zeven jaar met zijn echtgenote terugkeerde in Nederland, is hij zich als consultant bezig gaan houden met machineveiligheid en CE-markering. In het kielzog van CE kwam ook ATEX prominent op zijn pad, vooral bij het onderzoek naar de oorzaken van gasexplosies in dienst van KIWA. Sinds 2017 concentreert hij zich op preventie van met name stofexplosies bij zijn huidige werkgever FrieslandCampina, met het hoofdkantoor in Amersfoort als zijn standplaats. Het gedrag van potentieel explosief ontbrandende poeders – zoals melkpoeder – is mateloos interessant, net als alles wat je eromheen moet organiseren om processen veilig te houden. Paul houdt zich daarbij niet alleen met techniek en documentatie bezig, maar ook met gedrag en kennisverspreiding. Omdat explosieveiligheid nu eenmaal geen zaak van trial and error is.
'Nee, dat was me nog niet opgevallen', zegt Paul van Norden als we hem wijzen op de 20 en de 21 (codes van de stofexplosiezones) in zijn telefoonnummer, aangevuld met het nummer van de norm voor explosieveilige apparaten. Toeval bestaat niet, maar Paul weerstaat de verleiding tot diepere beschouwing: de tijd schrijdt voort en er staat een stokpaard te dringen.
Paul, is explosieveiligheid voldoende onder controle? Ik meen vooral bij kleinere ondernemingen nog wel eens wat kwalijks te zien: stofafzuigingen van plastic buis in timmerwerkplaatsen of niet-explosieveilige elektrische componenten op plaatsen waar dat niet verantwoord is.
Paul: 'Ik kom te weinig bij het MKB om daarover te oordelen. Maar inderdaad: een ontbrekende aarddraad aan een metalen onderdeel kan via een elektrostatische vonk een enorme ravage veroorzaken. Zorg dus dat je weet wat je doet als het gaat om explosieveiligheid. Dat kennis van zaken héél belangrijk is zal ik altijd blijven benadrukken en ik wil veiligheidskundigen daarom graag vertellen hoe we bij FrieslandCampina met ATEX omgaan.'
Dat gaat dan vooral om het voorkomen van melkpoeder-stofexplosies, neem ik aan.
Paul: 'Het is inderdaad de melkpoederfabricage waar brandbaar poeder met lucht in aanraking komt en waar explosies mogelijk worden. Melkpoeder maken we met zogenaamde sproeidroogtorens, dat zijn grote roestvaststalen kolommen waar bovenin geconcentreerde melk wordt verneveld. De sproeinevel wordt door een warme luchtstroom gedroogd, zodat het eindproduct als droog poeder overblijft. Toen ik in 2017 binnenkwam waren de sproeidroogtorens mijn eerste ATEX-aandachtspunt.'
Die zijn vele meters in doorsnede en ook indrukwekkend hoog, dus kunnen ze een grote hoeveelheid explosief mengsel bevatten.
Paul: 'Dat klopt, en daarom beveiligen we de sproeidroogtorens met explosiepanelen. Maar het risico zit niet alleen in de droogtoren, maar ook in de installaties die er mee verbonden zijn. Aan een sproeidroogtoren zit meestal een stoffilter vast. Als de droogtoren zou ontsteken dan heb je een explosie waarvan je de expansiekracht via de explosiepanelen kunt afleiden in een richting waar die het minste kwaad kan. Als een explosie zich doorzet tot in het stoffilter dan heb je vaak een verhoogde explosiekracht vanwege de voordruk die je erin hebt opgebouwd.'
Misschien denk ik te simpel, maar waarom staat dat filter dan niet buiten, net als de zaagselopvang bij de timmerwerkplaats?
Paul: 'Dat klinkt aardig, maar we hebben ook te maken met hygiëne en voedselveiligheidseisen, die maken dat we ruimten schoon en kiemvrij moeten houden. Dat moet dus onder dak, in een bouwkundig omsloten ruimte.'
Maken de voedselveiligheidseisen het lastiger om arbeidsveiligheid en ATEX goed te regelen?
Paul: 'Niet echt. Het zijn gewoon extra regels die vooral neerkomen op 'good housekeeping'. Die nemen we sowieso zeer serieus in ons kwaliteitsmanagement. Een schone en geordende werkomgeving helpt je enorm; denk alleen maar aan het voorkomen van stof op de vloer. Onze vloeren zijn brandschoon, maar er kan natuurlijk iets scheuren, zoals een zak of een flexibele verbinding.'
En dan? Dweilen?
Paul: 'Meestal niet, want water kan de bacteriële besmettingsrisico's verhogen. Er zijn dus zeker raakpunten tussen voedselveiligheid en ATEX, en we beschouwen de risico's vanuit meerdere disciplines.'
Waar ATEX er een van is, en jij mag dat aspect organiseren.
Paul: 'Ja. FrieslandCampina heeft een overkoepelende ATEX-standaard die we wereldwijd gebruiken. Daarin staat wat het beleid is en hoe we de explosieveiligheid handhaven. Het gaat dus ook over EVD's (explosieveiligheidsdocumenten), het bijhouden daarvan en de verantwoordelijkheden. Die global standard stelt uiteraard technische eisen aan alle installaties, apparaten en maatregelen, maar hij gaat bijvoorbeeld ook over de invulling van opleidingen. Iedere fabriek heeft een ATEX-kennishouder; dat is degene die ook de EVD's schrijft. Om kennishouder te mogen zijn moet je de interne zesdaagse masterclass ATEX hebben doorlopen. We hebben aparte trainingen voor monteurs, voor operators en ook voor bezoekers. Er komt ontzettend veel bij kijken als je gaat bedenken wie er allemaal met ATEX in aanraking komen en waar je die mensen in moet trainen.'
Hou je het complete ATEX-beleid en alle opleidingen eromheen bewust intern?
Paul: 'Ja, hoewel we in Nederland de EVD's door een extern bureau laten schrijven gebeurt dat wel in samenspraak met de eigen kennishouder. Rond die kennishouder bevindt zich een ATEX-team. Zelf ben ik voorzitter van het core team, dat overkoepelend opereert. Ons team doet audits in alle fabrieken en controleert daarbij onder andere of de techniek, het papierwerk en de opleidingen van het personeel geregeld zijn. Ook het MOC (management of change) moet onder controle zijn. Ik beschouw ATEX gewoon als onderdeel van process safety en als je je proces, je product of je procedure verandert moet je ook de ATEX-risico's opnieuw beschouwen.'
In Nederland is een EVD overal waar explosierisico's zijn wettelijk verplicht, maar op andere continenten heeft men andere regels. Of misschien bijna geen regels.
Paul: ' Ons ATEX-beleid verschilt in bijvoorbeeld Azië niet van dat in Nederland; we hanteren dezelfde strenge interne regels en systematiek. Maar de productieprocessen kunnen wel verschillen van die in Nederland en dus zijn er andere risico's. Natuurlijk wegen we die ook. Onze Aziatische vestigingen hebben bijvoorbeeld vaak LPG in voorraad; vloeibaar propaan/butaan in tanks voor de eigen energievoorziening of als back-up. In Nederland hebben we betrouwbare aardgasdistributie en een stabiele elektriciteitsvoorziening. Die comfortabele omstandigheden zijn er niet overal, maar de procesvoortgang is er wel van afhankelijk. Telkens je fabriek stilleggen als de nutsvoorzieningen even buiten bedrijf zijn is lastig, vandaar die eigen energievoorziening en daarmee de extra ATEX-aandachtspunten.'
Zijn explosiegevaren beperkt tot melkpoederfabricage en de LPG die je net noemt?
Paul: 'Nee; zelfs een kaasfabriek valt bij ons onder het ATEX-regime, omdat we ook rekening houden met de ammoniak die als koudemiddel in de koelinstallaties zit. Ammoniak is niet zeer licht ontvlambaar en de LEL (lower explosion limit) ligt op ongeveer vijftien procent. Het explosierisico is relatief laag, maar het kán eventueel ontploffen. Bovendien zit er vrij veel in de grote koelinstallaties in nagenoeg al onze productiefaciliteiten.'
Zijn jullie ARIE-plichtig of aangemerkt als BRZO-bedrijf?
Paul: 'De meeste Nederlandse vestigingen zijn ARIE-plichtig en de vestiging in Veghel (de ingrediëntenfabriek, red.) is een BRZO-bedrijf. Die aanvullende RIE is vooral nodig vanwege de logen en zuren die we gebruiken bij het CIP'en.'
Sippen?
Paul: 'CIP'en; met cee ie pee. Dat staat voor 'cleaning in place'. Nadat we zoveel liters melk door de leidingen hebben laten vloeien, moeten die gereinigd worden. Dat doen we met CIP-installaties die eigen voorraadtanks hebben met logen en zuren. Er mag namelijk nergens een bacteriologische besmetting optreden.'
Terug naar ATEX: je hebt te maken met stofzones en met ontploffingsgevaar binnen en buiten je installatie en die benader je verschillend.
Paul: 'Ja. Binnenin de poederinstallaties zit je eigenlijk altijd boven de LEL. Je houdt er rekening mee dat daar een ontsteking kan optreden. Waar je een explosie niet kunt uitsluiten zorg je voor explosiepanelen: dat zijn zwakke punten in de wand van een ketel, tank of gebouw die als eerste bezwijken en zo de druk van de ketel laten in een vooraf bedachte richting. Een andere veel toegepaste methode is het gebruik van explosie-suppressieflessen (automatische, snelle natrium-bicarbonaatinjectie, red). Zo mitigeren we een explosie.'
Hebben we het niet over erg denkbeeldige risico's? Hoe vaak gaat het eigenlijk mis?
Paul: 'Google maar op stofexplosie en je komt de ongelukken wel tegen. In maart nog in Nederland, waar een melkpoedertoren van een concullega ontplofte. Ontstekingsbronnen zijn helaas nooit helemaal uit te sluiten. Het zijn ook niet alleen maar vonken van elektrische lading of metallisch contact, maar vooral broeinesten in aanklonterend product die voor ontsteking kunnen zorgen.'
Waardoor ontstaat dat dan?
Paul: 'Als je altijd en overal aanklontering krijgt dan doe je iets verkeerd, maar het is een zeer gevoelig spel van luchtstromen en wervelingen waardoor het kan optreden. Het kan de afstelling van een sproeilans zijn, maar eigenlijk kan élk detail grote gevolgen hebben. Als in aangekoekte massa op een wand of aan een sproeilans een zogenaamde Maillard-reactie* ontstaat, kan dit verder doorzetten naar oplopende temperaturen in de klont, die kan gaan broeien. Dit kan een ontstekingsbron worden, meestal op het moment dat zo'n broeinest uiteenvalt. En het is bepaald geen uniek fenomeen. Ik heb het gezien bij ons, bij collega-bedrijven en in verschillende installaties, maar vaak was het terug te voeren op een verandering van de flow of op defecte sproeilansen. Wervelingen en turbulentie zijn zeer bepalend. Als je maar ergens een luchtkraan open of dicht zet of een sproeilans iets anders richt dan kan de veranderde luchtstroming bovenin de toren zorgen voor aanlading. Mijn voornaamste boodschap is dus dat élk detail ertoe doet.'
*een bekende reactie tussen suikers en aminozuren die onder andere bij voedselbereiding in de keuken zorgt voor smaakverandering en bruinkleuring
Hoe voorkom je dat het mis gaat door zoiets onvoorspelbaars?
Paul: 'We meten en monitoren voortdurend, we zorgen voor juiste montage, onderhoud en procesbewaking. Sproeidroogtorens worden vaak uitgerust met kijkglazen en camera's om het sproeibeeld te zien. Koolmonoxide is een indicator voor beginnende broei. We meten koolmonoxide supergevoelig, tot op de halve ppm nauwkeurig, en dan relatief, als verhouding tussen de inkomende en de uitstromende lucht, anders spreekt je beveiliging al aan als er een oudere dieselbus langs de fabriek rijdt. Ik kan onmogelijk alle details uit de doeken doen over de technische en operationele beheersing van explosierisico's. We leiden veel mensen op om te zorgen dat ze weten waar risico's schuilen. Het is dus zowel de mens, de organisatie als de techniek waar ik me mee bezighoud, en dat is bijzonder interessant.'
Wat heeft ervoor gezorgd dat jij van explosieveiligheid bijna je levenswerk maakt?
Paul: 'De omstandigheid dat ik zelf vele explosies heb mogen onderzoeken. Ik heb in de puinhopen gestaan, in huizen en bij bedrijven waar het was misgegaan. Bij Kiwa Technology werkte ik in de 24/7 ongevallenwachtdienst voor onderzoek van gasexplosies bij klanten van netbeheerders. Wat ik toen aan verwoesting en chaos heb gezien gun ik niemand. Dat is wat me intrinsiek motiveerde. Ik leerde door welke details iets compleet mis kan gaan. Dat is fascinerend en beangstigend tegelijk. Neem die explosie in de biovergister van de waterzuiveringsinstallatie in Raalte in 2012. Dat was echt een uitzonderlijke samenloop van haperende beveiligingen, waardoor uiteindelijk een heel gebouw in puin werd gelegd. Naar aanleiding van dat incident zijn alle waterzuiveringen in Nederland nader onderzocht.'
Wat is je ultieme doel?
Paul: 'Het risico wegnemen kunnen we niet, maar het risico verlagen kunnen we wel. We kunnen niet de explosieve stofatmosferen wegnemen door bijvoorbeeld te inertiseren. Het intrinsiek veilig maken van alles om ons heen is onmogelijk. Ook het maken van fouten blijft menselijk en is nooit volledig uit te sluiten. Binnen mijn functie bij FrieslandCampina is het daarom mijn streven dat iedereen voldoende is opgeleid, in de operatie en eromheen. Zodat ze zichzelf en anderen kunnen behoeden voor onheil. En natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat technisch en organisatorisch alles in orde is.'
Wil je nog iets kwijt voordat je straks in Den Bosch alle bezoekers van het ATEX-congres toespreekt?
Paul: 'Ja. Schrijf je vooral in als je denkt iets te maken te hebben met explosieveiligheid. Ga aan de studie om te snappen op welke piepkleine details je moet letten om explosies te voorkomen. Ik ben ook voorzitter van het ATEX 153-platform, een informele club van vakgenoten, ooit op initiatief van NEN opgezet. Geïnteresseerden mogen aanschuiven. Als je wat moeite doet kun je ons wel vinden.'