(elektrotechniek) Maximumschakelaar, zekeringautomaat. Elektromagnetisch en/of thermisch bekrachtigde onderbreker in een elektrische installatie. Functioneert als beveiliging tegen hogere stroomsterkten dan de bedrading kan en mag verwerken. Moet na automatische uitschakeling met de hand worden her-ingeschakeld, uiteraard nadat het overbelastingsprobleem of de kortsluiting is verholpen. De aanspreekstroomsterkte (en karakteristiek) van een automaten is afgestemd op de capaciteit van het achter de automaat liggende deel van de installatie.
In een standaard-huisinstallatie zijn de enkelfase-eindgroepen uitgevoerd met 2,5 mm2 installatiedraad (oppervlakte van de doorsnede van de koperen geleider), waarvoor een installatie-automaat van nominaal 16 ampère dient te worden toegepast. Lager mag wel, hoger niet, tenzij het installatiedeel met dikkere bedrading en zwaarder aansluit- en schakelmateriaal is uitgevoerd.